KONINKLIJK PROVINCIAAL GRONINGER REDERIJKERSVERBOND
1867

Concours 2010

zaterdag, 20 november 2010 Lokatie Hotel In 't Holt
Hoofdstraat 2
9801 BW Zuidhorn
tel.: 0594 505353

Najaarsvergadering 16.00 uur

Borrel en diner 17.30 uur

Avondprogramma 20.00 uur

Toegang € 5,00 (voor deelnemers € 2,00)
Diner € 20,00 (koud en warm buffet)

Geluid en licht: Kamer Eendracht

Zorg accommodatie: Kamer Ons Genoegen


Rederijkerskamers, werkend en aangesloten bij het KPGRV

De Egelantier, Aduard tel. 050 5515376

Eendracht, Zuidhorn tel. 0594 528554

IOVIVAT, Garnwerd tel. 0594 621781

Langewold, Niekerk tel. 0594 507913

Nut en Genoegen, Holwierde tel. 0596 610660

Ons Genoegen, Leek tel. 0594 516469

Praedinius, Winsum tel. 0595 442917

Sappho, Loppersum tel. 050 5266466

Thalia, Bedum tel. 050 3010348

Tollens, Hoogezand tel. 0598 392008

Hoofdbestuur KPGRV

Winnie van Hasselt voorzitter
Pieter Bindervoetlaan 8
9801 ND Zuidhorn
Tel. 0594 528554
E-mail voorzitter@kpgrv.nl

Jan Albert Buiskool penningmeester
Sicke Benninghestede 20
9804 SB Noordhorn
Tel. 0594 507666
E-mail penningmeester@kpgrv.nl


---------- secretaris (vacant)
----------
----------
Tel. --------
E-mail secretaris@kpgrv.nl

Ereleden:

Mevr. L. Buiskool-Sijtsma Poll sinds 1967
Mevr. A.K. Duursema-Siertsema sinds 1967
Dhr. H.J. Haan sinds 1992
Mevr. A. Jintes-Hendriks sinds 1992

programma

16.00 Najaarsvergadering

17.30 Borrel

18.00 Warm en koud buffet

20.00 Opening avondprogramma door de voorzitter

19.10 'Waarom ga jij altijd als je iets wilt zeggen er zo bijzitten?',
dialoog van Tjitske Jansen door de kamer Praedinius
spel: Reinilde van der Sommen en Walter Vermue
regie: Koert Snitjer
20.20 Wagenspel 'De dood van Pierlala' door de kamer
Ons Genoegen
spel: Greet Oostinga, Janny Seinstra,
Bianca Oosting, Abel ten Have
regie: Ons Genoegen

20.35 Rubriek gedichten
  1. Winnie van Hasselt opent - buiten medededinging - met 'Hector belt Andromache' van Marjoleine de Vos
  2. Clé van Katwijk-Arts, Eendracht: 'Het wachten op de halte' van Judith Herzberg
  3. Janny Seinstra, Ons Genoegen: 'Dat grote ei' van Annie M.G. Schmidt
20.50 'Sappho speelt Sappho', vrije bijdrage door de kamer Sappho
Spel: Siem Braakman, Harry van der Klei,
Ellen Koster, Nina Werkman
Regie: Harry Aalberts

21.10 pauze

21.40 'De getuigen', eenakter van Hugo Claus, door toneelgroep ZAT
spel: Jelle Buning, Mark van der Velde, Roelof Croeze,
     Joris Beltman, Irene van der Veen, Rob Winkel
regie: Olaf Beek
techniek: Peter Bolt
22.10 Rubriek gedichten
  1. Jan Albert Buiskool opent - buiten medededinging - met 'Ajalon' van Gerrit Achterberg
  2. Ellen Koster, Sappho: 'Koor van ongehoorde
    waaibomen' van Erik Menkveld
  3. Lammert Datema, Egelantier: 'Hector en Andromache'
    van Marjoleine de Vos
  4. Anneke Jintes, Eendracht: 'In memoriam mei'
    van Ramsey Nasr
22.25 'De klucht van mooie Jan', wagenspel door de kamer Thalia
spel: Anousjka de Jong en Gerard Hilbrants
regie: Arie Engberts
22.40 Publieksbeoordeling podiumpresentaties en
voordrachten gedichten, d.m.v. stembiljetten
22.55 Bekendmaking prijzen toneel en gedichten
en uitreiking van de prijzen gedichten

****** ***


* rubriek voorgeschreven gedicht

  1. voorjaar, M. Vasalis
    uit: 'Parken en woestijnen' blz. 7
  2. koor van ongehoorde waaibomen
    Erik Menkveld, uit: 'Schapen nu!' blz. 8

* rubriek prijs bij uitnemendheid

  1. hector belt andromache, Marjoleine de Vos
    uit: 'Het waait' blz. 9
  2. ajalon, Gerrit Achterberg
    uit: 'Cenotaaf' blz. 10

* rubriek vrije keuze

  1. dat grote ei, Annie M.G. Schmidt
    uit: 'Het fluitketeltje' (ingekorte versie) blz. 11
  2. het wachten op de halte, Judith Herzberg
    uit: 'Wat zij wilde schilderen' blz. 12-14
  3. in memoriam mei, Ramsey Nasr
    gelegenheidsgedicht voor Harry Mulisch blz. 15

voorjaar

Het licht vliegt over 't land in stoten,
wekkend het kort en straf geflonker
der blauwe wind-gefronsde sloten;
het gras gloeit op, dooft uit, is donker.
Twee lammren naast een stijf grauw schaap
staan wit, bedrukt van jeugd in 't gras...
Ik had vergeten hoe het was
en dat de lente niet stil bloeien,
zacht dromen is, maar hevig groeien,
schoon en hartstochtelijk beginnen,
opspringen uit een diepe slaap,
wegdansen zonder te bezinnen.

M. Vasalis (uit: 'Parken en woestijnen')

koor van ongehoorde waaibomen

Nu we kozijnen zijn
in deze keuken, kijken
ze wel naar de leuke
overbuurvrouw op haar
balkon of een bescheiden
lijnvlucht die over komt,
maar niet naar ons,
die alles omlijsten.

En nu we planken zijn
in deze vloer, horen ze
ons voor geen meter,
terwijl we bij de minste
beroering vervaarlijk
kraken en zij tijdens
koken of woorden tal
van voeten verplaatsen.

Zelfs nu we tafel zijn
waar ze aan eten met onze
poten tussen hun benen
en onder hun blote handen
ons hout, zijn we vergeten:
gesprekken voeren ze aan ons
en kinderen die van geen
witlof willen weten.

Maar allemaal hebben we
blad gedragen, tegen
wilde luchten de wind
in ons tekeer voelen
gaan. En onder sommige
van ons is daar naar
geluisterd en diep
in gedachten gestaan.

Erik Menkveld (uit: 'Schapen nu!')

hector belt andromache

Ik bel je het is hier een slagveld
overal doden en schreeuwen
ik win niet ik roep je ik sterf hier
ik vecht en ik sla ja ik leef nog
maar ik win niet mijn liefste ik bel je

ik zie je gezicht hoe het lacht
in de duinen een dag in de lente
vertrouwd is je huid het is vreemd
hoe mijn handen je kennen je woorden
bewoon ik al jaren nog steeds
elke morgen vind ik de zon
op het kussen en voel je nu
naast mij mijn liefste ik ben er

ik bel je voor altijd ik hoor je
niet zuchten niet huilen maar liefde
dat kreunen is liefde dat hoor ik
voor altijd mijn liefste ik leef nog
en bel je voor altijd maar nooit weer
mijn liefste je bent er ik win niet
ik sterf hier

Marjoleine de Vos (uit: 'Het waait')

ajalon

De steendeuk zit nog in de vloer.
Sedert is het hier maan geweest
als in het dal van Ajalon.
Een kever kruipt zijn vlugge toer
van hoek tot hoek. − Haar witte geest
staat in een lange nachtjapon
met blote voeten op het zeil
en wolken liggen in het raam
gebeeldhouwd voor een hard azuur.

Er hangt een omgekeerde teil
van zink op het zinken balkon.
Als ik er tegen tikken kon,
weerklonk het zingen van een vrouw
en waren wij opnieuw tesaam
in volle zon, van uur tot uur.
Maar nu is alles donkerblauw.
Ik heb geen toverstaf zo gauw.

Gerrit Achterberg (uit: 'Cenotaaf')

dat grote ei

Wie heeft dat grote ei gelegd? zei Hannekedoe de haan.
Wie heeft dat grote ei gelegd? Wie heeft dat toch gedaan?
Heb jij dat ei gelegd, Cato? of jij Marie? of Kee?
De kippen keken heel verbaasd en zeiden allemaal: Nee,
wij leggen wel ereis een ei maar niet zo vreselijk groot,
we zouden het niet kunnen ook, al sloeg uwé ons dood.

Kom, kom, zei vader Hannekedoe en trok een streng gezicht,
een ei wordt altijd eerst gelegd, voordat het ergens ligt!
Dus iemand heeft dat ei gelegd, of is het een ei van een koe?
Of is het een ei van een olifant, zei vader Hannekedoe.

Toe zei kip Cato verlegen: Zusterkens, vooruit,
we gaan er maar op zitten en dan komt er wel wat uit,
misschien gewoon een veulentje, of anders een busje vim.
Toen klimmen ze allemaal op dat ei, het was een hele klim.

Ze gingen zo gezellig aan het broeden, alle zeven,
maar na een uur zei Hannekedoe: Het gaat een beetje kleven
En toen, na nog een uurtje zitten kregen ze't in de gaten.
Ze merkten dat ze aan elkander vastgesmolten zaten.

Het was een suikerei geweest, wie had dat nu gedacht,
een suikerei, dat gisteren door de bakker was gebracht.
En Hannekedoe de haan heeft toen alleen nog maar gezegd:
het is Geen Goeie Kip geweest, die zo'n ei heeft gelegd.

Annie M.G. Schmidt (uit: 'Het fluitketeltje', ingekorte versie)

het wachten op de halte

Het zien van een taxi.
Het denken: nog niet. Ik sta hier nog maar net.
Het zien dat er nog iemand bij komt staan.
Het opnemen van hem/haar.
Het net doen of ik hem/haar niet bekijk.
Het niet net doen of ik hem/haar niet zie.
Het langs hem/haar in de verte kijken of bus
eraan komt, zogenaamd.
Het echt in de verte kijken.
Het denken: is dat de bus?
Het blijven kijken tot het dichterbij is.
Het zien dat het geen bus is, maar een hoge vrachtauto.
Het denken: toch maar een taxi?
Het denken: dan had ik beter die eerste taxi kunnen nemen. Nu
heb ik voor niets gewacht, als ik alsnog een taxi neem
Het zien dat er nog twee mensen op de halte bij komen.
Het zien dat deze twee nog niet ongeduldig zijn.
Het denken: die denken hij komt zo.
Het raden wat deze twee samen doen.
Het hen onopvallend opnemen.
Het zich verbazen over de eerste wachtende, die de nieuwe twee
helemaal niet bekijkt. Niet nieuwsgierig is. Alleen wacht.
Het denken: als we nu eens met zijn vieren een taxi namen.
Het zich afvragen waar de anderen heen moeten.
Het het koud krijgen.
Het veel bussen in omgekeerde richting langs zien komen.
Het denken: waar blijven die allemaal, ooit komen ze toch
weer deze kant op.
Het zich het eindpunt voorstellen, het keren.
Het denken: als ik nu een taxi neem is dat duur
en die tijd ben ik nu toch al kwijt.
Het zich herinneren van dezelfde gedachte van gisteren.
Het zich herinnenen van het zich herinneren van gisteren
van dezelfde gedachte.

Het besluiten: ik neem nu gewoon een taxi.
Het wachten op een taxi.
Het zien voorbijrijden van volle taxi's.
Het denken: morgen neem ik meteen de eerste lege taxi.
Het zich herinneren van dezelfde gedachte van gisteren.
Het denken dat het nu toch niet lang meer duren kan
tot bus komt.
Het zich voorstellen van een enorme opstopping in de verte.
Het overwegen te gaan lopen.
Het zich voorstellen dat de bus net voorbijrijdt
voor ik lopend bij de volgende halte ben.
Het denken dat lopen warm maakt.
Het zich verbieden om te kijken of bus eraan komt.
Het auto's tellen.
Het zich verbieden om te kijken of bus eraan komt tot
er minstens honderd auto's voorbijgereden zijn.
Het zien van veel lege taxi's tussen de auto's.
Het denken dat het nu eerst recht onzin wordt om een taxi te nemen.
Het denken dat het nu toch echt tijd wordt om een taxi te nemen.
Het overwegen dit eens op te schrijven.
Het zich afvragen of andere mensen ook zo denken.
Het zich afvragen wat het objectief juiste moment is
om een taxi te nemen: meteen, na een tijdje wachten
of na lange tijd wachten.
Het zich herinneren van ouders die nooit een taxi namen.
Het zich proberen te herinneren van speciale gelegenheden
waarbij ouders wel een taxi namen.
Het merken hoe vol het op de halte is geworden.
Het denken: op een volle halte - wachten,
op een lege halte - taxi nemen.

Het zich realiseren hoeveel het zou kosten
om elke dag een taxi te nemen.
Het uitrekenen dat het minder duur zou zijn
dan een auto bezitten.
Het zich voorstellen hoe het zou zijn om op een verlaten autostrada
in gierende wind en striemende regen een lekke band te hebben.
Het beseffen dat de auto's voorbijrijden zonder geteld te worden.
Het beseffen dat de gedachten bij dertig of veertig al zijn afgedwaald.
Het schatten dat het er nu misschien al tweehonderd zijn.
Het zien op het horloge dat er nog maar zes minuten voorbij zijn.
Het dankbaar zijn dat het niet regent.
Het in gedachten drinken van een kop thee.
Het zich afvragen of er nog ergens koek in huis is.
Het zich met schrik bewust worden dat de sleutel -
Het merken dat hij in de andere zak zit.
Het zich voorstellen tot waar lopend in zes minuten -
Het vinden dat het stinkt.
Het denken aan de vele moorden op taxichauffeurs.
Het zich voorstellen van een met bloed besmeurde lege taxi.
Het zich afvragen of andere mensen ook zo vaak
over moord denken.
Het zich afvragen of moordenaars vaak over moord denken.
Het denken van niet.
Het niet weten waarom niet.
Het zich afvragen of andere mensen zich ook zo vaak afvragen
wat andere mensen zich afvragen.
Het zich afvragen of andere mensen zich wel eens afvragen
wat ik me afvraag.
Het niet gemerkt hebben dat de bus er is.

Judith Herzberg (uit: 'Wat zij wilde schilderen')

in memoriam mei

Ik, Harry Kurt Victor Mulisch, volle zoon van alle muzen
ik was de gloeiende bode van vuur, komend van niets
was ik op weg naar een brandnieuwe mythe.

Ik was het goudstof en de wind, ik was ibis, piramiden
ik was een ommekeer in inkt, ik was het duizendjarig licht
ik was de pijp, het Leidseplein, ik was een pupil van onsterfelijkheid.

Ik was de kogelvrije vlinder en de kern van alle oorlog
vulkaanzwemmer, godeneter, ik, de keizer van het lot
ik was de heimat, ik was ballingschap: ik was de Paradox.

En hier, binnen in dit eenspersoonsheelal, mijn blauw labyrint
waar alle vingers doven - langzaam op de tast, hier bleef ik over.
De dood is mijn broekzak: Grote Eén gaat trap na oneindige trap.

Met de tocht in mijn botten en een uitzicht zonder god
zo blijf ik, Harry Mulisch, de ontdekker van uw hemel.
Ik was de brenger van letter en stof. En als u sterft, dan leef ik nog.

Ramsey Nasr, Dichter des Vaderlands
gedicht, gemaakt ter gelegenheid van de dood van Harry Mulisch